Partner met autisme
Ik mis wederzijdse emotionele verbinding, intieme communicatie, sociale interactie een gevoel van geborgenheid en onvoorwaardelijke liefde. Ik mag er alleen ‘zijn’ als ik positief aanwezig ben en met mijn aandacht bij hem. Als ik verdrietig of boos ben, dan kan hij daar niks mee en heeft hij het liefst dat ik dat niet deel of laat zien. Als ik aan wil geven dat ik iets niet fijn of niet leuk vind, dan is hij meteen beledigd en boos (woedend).
Ik ben per definitie ‘schuldig’ aan zijn negatieve gevoelens, gedachten én gedrag.
Ik voel me hierdoor machteloos en verdrietig en vaak eenzaam omdat ik de intimiteit van een goed gesprek mis en kan met emotionele dingen niet bij hem terecht.
Ik moet altijd voorzichtig zijn met timing en hoe ik iets vraag, anders is hij meteen boos.
Alles kan aanleiding zijn voor een woedeaanval. En dan schreeuwt en scheldt hij, maakt me met de grond gelijk en gaat daarmee door als ik huil en stopt pas als ik letterlijk uit het zicht ben. Als hij uit zijn dak is gegaan, ben ik hier dagen van onder de indruk en moet ik hiervan bijkomen, terwijl hij het vlak na de gebeurtenis het liefst meteen wil vergeten wat er gebeurt is en me zelfs verwijt en niet begrijpt waarom ik me zo terugtrek.
Hij geeft vaak aan geen verbinding met mij te voelen. Weet niet of hij nog van me houdt en eigenlijk ook niet of wel ooit echt van me gehouden heeft. Daarnaast is het zo dat als mijn aandacht niet op hem gericht is en hij geen controle ervaart over wat ik doe (of denk), hij wantrouwig en jaloers is.
Hij geeft zelf als reden voor zijn continu aanwezige woede op mij aan dat ik zijn harde werken, het geld dat hij binnenbrengt, het klussen wat hij goed kan en zijn uiterlijk niet waardeer en dat ik dat in 30 jaar ook nooit gewaardeerd heb. Hij kam niet concreet aangeven waarom hij dat zo voelt of wat ik dan in die zin doe of laat, waardoor hij dat zo voelt.
Ik ben volgens hem te mannelijk, te zelfstandig en onafhankelijk. Hij geeft aan me veel liever en aardiger te vinden als ik ziek ben, want dan heeft hij het gevoel dat ik hem ‘ nodig’ heb en afhankelijk van hem ben en dat gevoel is voor hem heel belangrijk. Hij benoemt steeds weer dat ik niet lief ben, niet aardig en te weinig complimenteus, dat ik niet vrouwelijk ben, onbetrouwbaar en oneerlijk en ik voel me boven hem verheven.
Het maakt hem woedend als ik met betrekking tot zijn gedrag, aangeef wat ik niet fijn of niet leuk vind of wat me verdrietig maakt. Het heeft, volgens hem, geen enkel nut om dat te benoemen, want dat weet hij zelf ook allemaal wel en als ik dat benoem voelt het alsof ik hem afwijs en ‘in de hoek schop’.
Ik geef hem het gevoel dat ik denk dat ik ‘beter’ ben dan hij, dat ik perfect ben, ik heb een enorm ego en speel, volgens hem, continu woordspelletjes om mijn superioriteit aan te tonen en hem de schuld van alles te geven. Hij kan daar geen voorbeelden van geven, maar voelt dat voor hem wel zo.
Als ik een andere mening of visie heb over wat dan ook, dan wordt hij boos, want dan betrekt hij dat op zichzelf en ervaart dat als een aanval op hem. Ik moet daarin ook consistent zijn, als ik het eerst oneens was en dan (ook weken, maanden of soms jaren later nog) mijn mening of visie bijstel, dan ben ik onbetrouwbaar en oneerlijk en is dat een bevestiging dat mijn intentie eerder (toen ik het nog oneens was), dus inderdaad een aanval op hem was.
Hij meet zijn zelfvertrouwen af aan het zich continu meten met anderen en het zich dan beter of minder voelen. Het zich minder voelen zit hem dan vooral in minder status (huis, auto, baan) en minder geld hebben dan de ander. Zich minder voelen roept woede op. Als hij een ander kan classificeren (beoordelen en veroordelen) als ‘minder’, dan geeft hem dat zelfvertrouwen. Als ik aan die negatieve classificering niet meedoe of er tegenin ga, dan ervaart hij dat als afwijzing.
Extraverte, aanwezige, directe mensen ervaart hij als een bedreiging en in die categorie val ik ook. Hij heeft geen controle over wat ik doe en zeg en dat vindt hij beangstigend. Gevoelens van angst maken hem woedend en die woede richt zich op mij.
Hij vraagt me vaak wat ik van andere mannen vindt. “Vind je hem leuk?” of “Dat is een mooie man, vind jij dat ook?” Hij doet dat de ene keer om uit te zoeken of iemand een bedreiging zou kunnen zijn (dan is hij in zijn ogen ‘de mindere’), de andere keer kiest hij iemand waarvan hij vindt dat diegene op hem lijkt, en als ik dan aangeef dat geen leuke man te vinden, dan voelt hij dat als een afwijzing. Gevoelens van afwijzing maken hem woedend en die woede richt zich op mij.
Hij is jaloers, is bang dat ik een ander leuker vindt. Hij denkt dat ik geïnteresseerd ben in andere mannen vanwege alles wat hij (in zijn ogen) niet heeft en probeert, in gezelschap, andere mannen in te schatten op mijn interesse. Als, in zijn ogen, de kans bestaat dat ik een ander leuker vind, dan roepen die jaloerse gevoelens woede op. En die woede richt zich op mij.
Onzekerheid en faalangst maakt dat hij dingen vermijdt en keuzes maakt die hij zichzelf verwijt, daar is hij woedend over. En die woede richt zich niet op hemzelf, maar op mij.
Hij laat negatieve gedachten en gevoelens continu met hem op de loop gaan en alle woede die hiermee gepaard gaat, richt zich op mij. Want de oplossing ( en oorzaak), voor de onzekerheid en woede die hij voelt, zit volgens hem vooral in mij en hoe ik me richting hem gedraag.