Ik zou iets willen zeggen over rouwverwerking en hoe de omgeving ermee omgaat. Dit bepaalt naar mijn idee een belangrijk deel de route van hoe-nu-verder. Ik kan met droge ogen vertellen over de naasten die ik ben verloren, maar het is de onderlaag waar de pijn nog net zo rauw is als toen het gebeurde. Als ik een keer in tranen uitbarst is de reactie ja maar, het is al zo lang geleden, je hebt het nog geen plekje kunnen geven (waar zit dat plekje dan), je moet in therapie. Ik heb de indruk dat veel mensen niet weten hoe ze met het verdriet van een ander moeten omgaan hoe vers of oud het ook is. Het maakt ze ongemakkelijk dus het moet weg. Het verdriet wordt gebagatelliseerd of vermeden. Dat laatste is zeer pijnlijk. Dat is dubbel verlies.
Ik ben het verdriet als iets gaan zien wat bij me hoort. Ik ben mensen verloren die iets voor mij betekenen, niet hébben betekend. En dat maakt mij mens, bewust van de essentie van het leven en er is dankbaarheid dat ik een stuk met ze mee mocht lopen. Het is een beetje een overtreffende trap van acceptatie. Het verdriet is van mij en er zijn dagen dat ik huilend wakker wordt. Maar het is ook in beweging, er zijn meer mooie dagen dan slechte. Wat ik probeer te zeggen is dat het er mag zijn. Draag ze, koester ze, noem hun namen, al is het alleen in je hoofd. Rouwen is een eenzame zaak, maar huilen zonder uit te leggen waarom nu opeens, een hand, een glimlach, een kneepje in je arm kan zo’n verschil maken.