De polyvagaaltheorie is ontwikkeld door Stephen W. Porges en wordt ook wel ‘de wetenschap van veiligheid’ genoemd. De theorie wordt omarmd door vele behandelaren, omdat het een verklaring biedt voor de werking van het autonome zenuwstelsel bij trauma, angst en depressie en daarbij ook handvatten geeft om deze inzichten toe te passen binnen de behandeling.
Wat is de polyvagaaltheorie?
De polyvagaaltheorie biedt een neurobiologische verklaring voor het fenomeen van ‘je veilig voelen’ of ‘onveilig voelen’ in de aanwezigheid van anderen. De polyvagaaltheorie gaat uit van drie organiserende principes:
1. De hiërarchie van het centrale zenuwstelsel
Het zenuwstelsel zorgt ervoor dat we overleven in een onveilige situatie en ´opleven´ zodra het veilig is. Om te overleven is het nodig dat we gevaar kunnen herkennen, zodat de overlevingsrespons geactiveerd kan worden. Voor ´opleven´ is het juist nodig dat deze geremd wordt.
De dorsale vagus is het oudste deel van het centrale zenuwstelsel. Het is een oeroud overlevingsmechanisme dat bij een levensbedreigende situatie zorgt voor een dorsale vagale respons, ook wel immobilisatie genoemd. Door het bewustzijn uit te schakelen spaart het lichaam energie en daarbij beschermt het tegen lichamelijke en psychische pijn. Het reageert op signalen van extreem gevaar, waardoor we in een beschermende toestand van verlaagd bewustzijn, overgave, terugtrekken en ineenstorting terecht komen. Bij een traumatische gebeurtenis zie je dit als iemand dissocieert.
Het sympathische zenuwstelsel is het tweede systeem op de evolutionaire tijdlijn. Hierdoor hebben we niet alleen beschikking over het dorsale vagale respons, maar kunnen we ook overleven door mobiliseren (vechten en vluchten). Het sympathische zenuwstelsel helpt ons lichaam om paraat te staan voor actie; we voelen meer energie en zijn afgesteld op geluiden van gevaar. Zodra het sympathische zenuwstelsel geactiveerd is kunnen we geen verbinding ervaren, omdat het risico om verbinding aan te gaan te groot is.
De ventrale vagale baan is het nieuwste systeem en staat bovenaan in de hiërarchie. Het zorgt voor een gevoel van veiligheid en betrokkenheid wat essentieel is voor gezondheid, groei en herstel. Zodra de ventrale vagus actief is, is onze aandacht gericht op verbinding. We zoeken co-regulatie voor troost, geruststelling en veiligheid.
2. Neuroceptie
Het proces waarbij ons lichaam kiest wat op dat moment het beste is voor onze veiligheid.
De wijze waarop het autonome zenuwstelsel reageert op signalen van onveiligheid gebeurd vaak onbewust. Het lichaam maakt al vaak voordat we het kunnen beredeneren een inschatting van de risico’s en bedreiging en onderneemt actie door ofwel te vechten of te vluchten (sympathische mobilisatie) of door inéén te storten (dorsale vagale overgave).
3. Co-regulatie
Bij baby’s en jonge kinderen zijn de nieuwere systemen van het zenuwstelsel nog niet (voldoende) ontwikkeld en kunnen zichzelf niet reguleren. Hier hebben ze de ouder voor nodig. De ouder reguleert met het zenuwstelsel (ventrale vagus), het zenuwstelsel van het kind, waardoor bij het kind de ventrale vagus ook geactiveerd wordt. Zo leert het kind later ook zelfregulatie.
Co-regulatie vindt ook plaats in positieve relaties zoals bijvoorbeeld bij vrienden, collega’s, de therapeutische relatie en de partnerrelatie.
De polyvagaaltheorie bij trauma
Traumatische gebeurtenissen en vroegkinderlijk trauma hebben invloed op de wijze waarop het centrale zenuwstelsel reageert. Tijdens het trauma probeert het lichaam te overleven door inéén te storten (immobiliseren), vechten of te vluchten (mobiliseren). Door trauma staat ons zenuwstelsel extra alert afgesteld, waardoor sneller gevaar gedetecteerd wordt en de overlevingsresponsen geactiveerd worden. Vaak ook wanneer er geen daadwerkelijk gevaar is. Zo worden vaste responspatronen gecreëerd die ervoor zorgen dat het lichaam mobiliseert of immobiliseert zoals bij (onbewuste) triggers.
Wanneer je als kind de mogelijkheid tot co-regulatie hebt gemist doordat iemand je iets heeft aangedaan of juist heeft gelaten (verwaarlozing), dan mis je dit ook in latere relaties. Co-reguleren wordt geassocieerd met gevaar en het autonome zenuwstelsel wordt noodgedwongen zo gevormd dat het zich zonder invloed van anderen kan reguleren. Door de afwezigheid van co-regulatie kunnen mensen eenzaam worden. Eenzaamheid triggert het onveiligheidsgevoel, waardoor het sympathische zenuwstelsel geactiveerd wordt. Co-regulatie is noodzakelijk om ons veilig te voelen.
De polyvagaaltheorie in de behandeling
De inzichten vanuit de polyvagaaltheorie kunnen op meerdere manieren geïntegreerd worden binnen de behandeling.
Zo kan de therapeut voor een veilige behandelsetting zorgen door de praktijkruimte in te richten met symbolen, afbeeldingen en elementen die een gevoel van veiligheid creëren en rekening te houden met (achtergrond)geluiden die onveiligheid kunnen triggeren. Ook de inzet van co-regulatie draagt bij aan het opnieuw ervaren van veiligheid. Wanneer iemand van jongs af aan niet heeft geleerd om te co-reguleren kan hij of zij dit alsnog leren binnen de veilige therapeutische relatie.
Tijdens de behandeling kan men responspatronen onderzoeken en door middel van oefeningen en opdrachten stap voor stap de patronen vanuit het zenuwstelsel vervangen door nieuwe patronen van veiligheid en verbinding. Een inspirerend boek over de toepassing van de polyvagaaltheorie in de behandeling is: De polyvagaaltheorie in therapie – het ritme van de regulatie, geschreven door Deb Dana. Hierin zijn veel werkbladen, meditaties en andere oefeningen te vinden.
Kijk hier voor nog meer lees,- kijk en luistertips bij trauma.
Bronnen:
De polyvagaaltheorie – Stephen W. Porges
De polyvagaaltheorie en de transformerende ervaring van veiligheid – Stephen W. Porges
De polyvagaaltheorie in therapie – Deb Dana